Beleid
kun je niet eten

Hoe voed je een land?

Die vraag wordt vaak beantwoord vanuit een van de hoeken van de voedselketen: de boer, de visser, de tuinder, de producent, de supermarkt, de consument…
Maar wie of wat heeft eigenlijk de macht en de verantwoordelijkheid over die keten? Wie bepaalt de regels, de wetten en de uitzonderingen?
In deze special kijken we naar voedselbeleid. Hebben we Nederlands voedselbeleid nodig? Wie zou dat moeten maken? En hoe moet het eruitzien?

Wie heeft de regie over ons (veranderende) voedselsysteem?

Allereerst: we zeggen vaak dat het voedselsysteem ‘in transitie’ is. In verandering. Maar waar komt die verandering precies vandaan? Wie stuurt ‘m aan?
Enerzijds komt verandering van onderaf: nieuwe ondernemingen, activistische groeperingen of veranderende eisen van de consument sturen het voedselsysteem. Het ingewikkelde spel van vraag en aanbod stopt nooit, en is misschien wel de grootste bron van systeemverandering.

Verandering komt van
boven én van beneden

Beleid
kun je niet eten

Maar uiteindelijk moeten de grote veranderingen ook vanuit ‘de politiek’ komen. Wie zijn dan de mensen of partijen die ons voedselbeleid bepalen? We hebben in Nederland - net als in veel andere landen - geen Ministerie van Voedsel. En dus hebben we geen expliciet voedselbeleid in Nederland. Het beleid valt uiteen in heel veel wetten en regels over talloze onderwerpen: landbouwbeleid, stikstof, natuur, duurzaamheid, voedselveiligheid, voedselzekerheid, gezondheid, marktwerking… Maar is er dan niemand verantwoordelijk voor ons voedselbeleid? Zeker wel. ‘Ons’ voedselbeleid is in de eerste plaats landbouwbeleid, afkomstig van het Ministerie van LNV: Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Boeren en voedselproducenten hebben daarnaast ook te maken met wet- en regelgeving vanuit EZK (Economische Zaken en Klimaat). Consumenten - wij allemaal, dus - hebben te maken met gezondheidsbeleid, gemaakt en uitgevoerd door het ministerie van VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport).

Ook al hebben we geen eigen minister(ie) voor voedselbeleid: er zijn genoeg politieke partijen die het wel als apart onderwerp in hun programma hebben opgenomen. Aan visies op voedsel ontbreekt het niet in dit land. De Tweede Kamerverkiezingen waren natuurlijk hét moment om na te denken over de vraag: hoe willen we dat ons voedselsysteem eruitziet? Welke macht hebben politici en welke politici willen wij die macht dan graag geven? Op al die ministeries wordt het beleid uitgevoerd dat vanuit de regering wordt opgesteld. Tijdens de afgelopen verkiezingen (maart 2021) waren de partijen explicieter over voedsel dan ooit tevoren. Het bepleiten van een vleestaks of een grondige sanering van de veestapel, dat was tien jaar geleden politieke zelfmoord geweest. Lange tijd was de Partij voor de Dieren eigenlijk de enige partij die stelselmatig grote landbouwhervormingen bepleitte. Maar in 2021 waaide er een andere wind door het politieke landschap en waren ook grotere partijen als D66 en GroenLinks bijzonder uitgesproken over een nieuw landbouw- en voedselsysteem.

Ondertussen heeft ook Europa trouwens een stevige vinger in de pap: vrijwel al ons landbouw- en voedselbeleid is gebaseerd op Europees landbouwbeleid. Dat heeft te maken met de twintigste-eeuwse geschiedenis: vlak na de Tweede Wereldoorlog werd centraal afgesproken dat we in Europa nooit meer honger mochten hebben. Het resulteerde in een Common Agricultural Policy, oftewel een gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), dat tot op de dag van vandaag bestaat. Het landbouwbeleid rust op twee pijlers, inkomensondersteuning en plattelandsontwikkeling. Op de grootste pot geld, inkomensondersteuning, heeft Nederland alleen indirect invloed via de ministerraad (en het Europees Parlement). Op beleid en budget voor Europese plattelandsontwikkeling hebben de afzonderlijke lidstaten wél directe invloed. Maar daar is dan ook veel minder geld te verdelen.

Hoeveel nut heeft nationaal voedselbeleid?

Dus we hebben een stevig Europees landbouwbeleid en een grote stapel Nederlandse verkiezingsprogramma’s met concrete stappen voor voedselbeleid. Maar is het eigenlijk wel zo handig om dat beleid op landelijk niveau te maken?

Nederland is dan wel een enorm belangrijke voedsel- en kennisexporteur, ons land blijft natuurlijk slechts een postzegel op de wereld. De keuzes die we in Nederland maken, verhouden zich ook altijd tot een internationale context. Niet voor niets maken we over onderwerpen zo groot en complex als voedsel het liefst wereldwijde afspraken: denk aan de Sustainable Development Goals en het Klimaatakkoord van Parijs. We kunnen hier in Nederland bijvoorbeeld wel streng kringlooplandbouwbeleid invoeren, of kindermarketing afschaffen - maar hoe verhouden we ons dan tot de rest van de wereld? We leven in een geglobaliseerde wereld, waarin veel landen wederzijds afhankelijk van elkaar zijn. Nederlandse boeren produceren grotendeels voor de wereldmarkt en onze voedselomgeving wordt grotendeels vormgegeven door internationale multinationals. En daar kun je van vinden wat je wil, maar je kunt het niet veranderen met enkel Nederlands beleid.

Tussen lokale duurzaamheid en wereldwijde systeemverandering

De internationale context waar iedereen, dus ook Nederland, zich toe moet verhouden, maakt het ontwerpen van voedselbeleid complex. Maar het biedt ook juist kansen.

Globalisering lijkt soms wel het antwoord op elke moeilijke vraag. Het is misschien wel de reden waarom we geen expliciet voedselbeleid hebben. Het Nederlandse beleid wil lokaal inzetten op duurzaamheid (bijvoorbeeld in de vorm van kringlooplandbouw), maar is tegelijkertijd niet los te zien van de Europese en wereldwijde gemeenschap waartoe we ons verhouden. Dat is een voordeel, maar kan ook een knelpunt zijn. We kunnen in Nederland wel strenge duurzaamheidsregels invoeren, maar om de markt eerlijk te houden moeten die regels altijd worden afgestemd met de buurlanden. Anders wordt Nederlands voedsel misschien wel duurder en prijzen we onszelf uit de markt ten opzichte van bijvoorbeeld Duitsland.

Hoe kort is een korte keten?

Wacht niet op links of rechts

Flevo Campus Think Tank

Genoeg theorie - we laten graag zien hoe Flevo Campus dit allemaal in de praktijk brengt. Begin 2021 kwam alweer de vijfde Flevo Campus Think Tank bij elkaar: een internationale groep jonge voedselveranderaars die samen aan oplossingen werkt voor een probleem of vraag in de voedselketen. Met de Nederlandse verkiezingen in aantocht was de vraagstelling snel besloten: wat moet de Nederlandse overheid doen om voorloper te worden in het behalen van de doelen uit het Parijsakkoord en de Sustainable Development Goals? Hieronder vind je de aanbevelingen van deze voedselveranderaars op een rijtje.

Wat is de Flevo Campus Think Tank?

Aanbevelingen voor beter voedselbeleid

Nederland is natuurlijk trots op haar positie: we worden vaak beschouwd als een koploper op het gebied van voedsel en landbouw. Maar zoals je in deze special hebt kunnen lezen: wat betreft de grote klimaatdoelen is ons voedselbeleid nog lang niet stevig genoeg. Na de verkiezingen in 2021 gaat een nieuwe regering van start met een flink aantal ingewikkelde, onopgeloste dossiers, waaronder het stikstofdossier. Ondertussen is ook het dossier kringlooplandbouw, waar minister Carola Schouten in 2018 de aftrap voor gaf, nog lang niet concreet genoeg om er beleid op te bouwen. En dan hebben we ook nog te maken met een voortwoekerende pandemie, waar iedereen in het voedselsysteem de klappen van heeft gevoeld, of nog steeds voelt. Oftewel: het zijn spannende tijden, ook voor Nederlands voedselbeleid. Hoe maken we beleid dat lokale uitdagingen respecteert, internationale afhankelijk erkent, en als voorbeeld kan dienen voor de rest van de wereld? Dit zijn de aanbevelingen van onze Think Tankers:

Vergeet de boer niet

De sociaal--economische positie van de boer is belangrijk en moet altijd onderdeel zijn van landbouw- en voedselbeleid. Een boer kan pas écht vergroenen als hij zich daarvoor niet enorm in de schulden hoeft te steken.

Voedselomgeving

In onze voedselomgeving is heel veel ruimte voor verbetering. Vier onderzoekers van de Universiteit Utrecht brachten die ruimte in kaart en schreef een rapport vol aanbevelingen: hoe kan de overheid onze voedselomgeving gezonder maken?

Langetermijndenken

Ons voedselbeleid is te belangrijk om over te laten aan de politieke grillen van een vier jaar zittende regering! De Think Tank hoopt op een meerjarig voedselbeleid, dat niet staat of valt in één regeringstermijn.

Kortom

In deze special zochten we antwoord op de vragen: hebben we Nederlands voedselbeleid nodig? Wie zou dat moeten maken? En hoe moet het eruitzien? We ontdekten dat er op dit moment geen expliciet voedselbeleid gevoerd wordt in Nederland. Maar we ontdekten ook waarom dat logisch is: voedsel heeft met zó veel verschillende factoren te maken, en ons Nederlandse voedselsysteem is verbonden met een groot wereldwijd complex. ‘Ons’ voedselbeleid komt bij verschillende ministeries vandaan én is de Nederlandse vertaling van Europees landbouwbeleid. Het zou ook naïef zijn om er een nadrukkelijk Nederlands beleid op te willen maken. Ook in de toekomst is het niet logisch om voedselbeleid binnen de Nederlandse grenzen te houden. Zelfs onderwerpen als kringlooplandbouw, btw op (on)gezonde producten en kindermarketing zijn uiteindelijk deel van een groter, Europees of wereldwijd, geheel.

Tegelijkertijd hebben we gezien dat het politieke momentum voor uitgesproken voedselbeleid er wel degelijk is. Ook partijen die zich normaalgesproken verre van uitspraken over landbouw en voedsel houden, waren tijdens de verkiezingen van maart 2021 expliciet over hervormingen in de landbouw. Waarschijnlijk hebben we het mede aan de coronapandemie te danken dat er (wereldwijd) groter bewustzijn is ontstaan over het belang van gezondheid, en dus ook van gezond eten. De Flevo Campus Think Tank 2021 heeft zich over het vraagstuk van voedselbeleid gebogen en een aantal aanbevelingen op een rijtje gezet. Of je nu beleidsmaker bent, boer of consument: doe er je voordeel mee.