Een geheel
van stedelijke voedselsystemen

De stad en het platteland. De relatie tussen de twee gebieden, met ieder eigen functies, inwoners en uitdagingen, is relevanter dan ooit.

Hoe gaan we de groeiende stedelijke bevolking voeden en op welk niveau moeten stad en platteland daarvoor met elkaar samenwerken? In deze special onderzoeken we de verandering van deze relatie in het licht van de stedelijke voedselvraagstukken van deze tijd.

Wat was er eerder, de stad of het platteland?

De eerste steden ontstonden ongeveer twaalfduizend jaar geleden. Een ontwikkeling die pas na de opkomst van de landbouw mogelijk werd. Landbouw vond plaats op één vaste locatie. Dat maakte het efficiënt om gezamenlijke nederzettingen te bouwen, die later zouden uitgroeien tot steden. Stad en platteland waren in deze begintijden afhankelijk van elkaar. De groei van steden werd beperkt door geografische omstandigheden. Als ze te groot werden, was het simpelweg niet mogelijk om alle monden te voeden. Daarom woonde in de 18e eeuw nog maar een kleine drie procent van de Nederlandse bevolking in steden.

De stad is gevormd
door voedsel

Het einde van de kringloop
tussen de stad en het platteland

In die begintijd van stad en platteland waren het aanbod van het platteland en de vraag van de stad direct op elkaar afgestemd. Alle inkomende en uitgaande productstromen waren met elkaar verbonden in een kringloop. De mensen in de stad aten de producten die van het omliggende land kwamen. Hun uitwerpselen werden, samen met de dierlijke mest, teruggebracht naar de landbouwgrond. De schillenboer haalde bovendien het voedselafval op om dat weer te voeren aan het vee. Het voedselaanbod was beperkt, zeker in vergelijking met de huidige standaarden. Het dieet van toen zouden we nu ‘seizoensgebonden en lokaal’ noemen. Het enige dat al eerder op de internationale markt werd verhandeld waren granen en specerijen.

Door de industriële revolutie in de negentiende eeuw werd de kringloop zoals die tot dan toe bestond doorbroken. De komst van spoorwegen en stoomschepen maakte dat de voedselaanvoer en de internationale handel in voedsel konden groeien en veranderen. Er werden manieren gevonden om voedsel gekoeld te vervoeren, waardoor het ook buiten de stad kon worden bereid. Deze technologische ontwikkelingen markeren het begin van ons moderne voedselsysteem. Dit veranderde niet alleen de stad maar ook de landbouw.

Voor de landbouw was de komst van kunstmest, eind 19e eeuw, een belangrijke verandering. De menselijke en dierlijke mest schoot al enkele decennia tekort, maar men redde het nog door het plegen van roofbouw: voedingsstoffen van elders werden aangevoerd om de bodemvruchtbaarheid op peil te houden. Door de introductie van kunstmest kregen de boeren de kans hun oogst flink te laten groeien. Zo kreeg de handel in primaire voedselproducten een behoorlijke impuls. Dat betekende wel dat de voedselkringloop niet meer sloot - menselijke en dierlijke mest raakten immers overbodig. Ook de komst van betere wc’s en riolering in de steden resulteerde in het doorbreken van de kringloop tussen de steden en het platteland.

In de tweede helft van de twintigste eeuw ging het vlug. De modernisering van de Europese landbouw na de Tweede Wereldoorlog en de daarop volgende mondialisering hebben de relatie tussen stad en platteland compleet veranderd. Voedselketens zijn vandaag de dag complexer en langer dan ooit.

De afstand tussen stad en platteland

Wanneer de wederkerigheid tussen de stad en het achterland te veel afneemt, wordt een stad genoodzaakt zich te voeden via het mondiale voedsel- en landbouwsysteem.

Aan de ene kant heeft de mondiale handel in voedselproducten nieuwe kansen geboden. De Europese supermarkten liggen vol met veilig en goedkoop eten. Aan de andere kant is er een groeiende bezorgdheid over de duurzaamheid van het huidige voedsel- en landbouwsysteem. De leefbaarheid van het platteland en de sociaaleconomische positie van boeren staan hoog op de politieke agenda. De mondiale handel zorgt er voor dat producten het hele jaar door beschikbaar zijn. Een luxe, die de normaalste zaak lijkt geworden voor de consument die ondertussen nauwelijks nog weet hoe een aardappel groeit. Er wordt wereldwijd naarstig gezocht naar nieuwe toekomstperspectieven voor stad en platteland.

De kloof tussen boer en burger ligt ten grondslag aan de grootste voedselvraagstukken van onze tijd. Om grip te krijgen op de problematiek en oplossingen te kunnen bedenken, is het nodig dat die kloof overbrugd wordt.

Maar hoe bouw je die brug en wie staat daarbij aan het roer?

Daar waar stad en platteland elkaar raken: de regio

Perspectieven op de vraag hoe we de afstand tussen stad en platteland kunnen verkleinen, vinden we zowel op microniveau ( buurtinitiatieven in de stad) als op macroniveau (de agro-foodsector die op mondiaal niveau produceert).

Niet alleen het micro- en het macroniveau zijn van belang in het vormgeven van de stad van de toekomst, maar ook het mesoniveau, de regio, is essentieel. Het mesoniveau is de schakel die zorgt voor samenhang en verbinding tussen het micro- en het macroniveaus. De regio is waar stad en platteland, consument en producent elkaar ontmoeten. Omdat dit de plaats is waar de kloof tussen deze actoren kan worden overbrugd, zijn oplossingen op mesoniveau van grote betekenis voor de verduurzaming van ons voedselsysteem.

Wie maakt de regio?

Het is opvallend dat stadsplanners alle essentiële levensbehoeften van mensen (lucht, water en onderdak) meenemen in hun ontwerpen, maar er steeds één over het hoofd lijken te zien: voedsel. Een gemiste kans, want juist vanuit de stedelijke gebiedsinrichting valt op het gebied van voedsel veel te winnen. Wat we eten heeft een direct effect op ons welzijn, onze gezondheid en ons functioneren. Wanneer voedsel een grotere rol gaat spelen in stedelijke inrichting en stadsbeleid, heeft dit niet alleen effect op dat wat mensen eten, maar ook op de volksgezondheid, gelijkheid en de ecologische leefomgeving.

Hoe wordt Nederland ingericht?

De rol van stadslandbouw

Stad en landbouw zijn in de loop der jaren twee gescheiden werelden geworden. Stadslandbouw is een productievorm die de afstand tussen die werelden probeert te verkleinen.

De kern van stadslandbouw is dat er een link wordt gelegd tussen voedsel, locaties en mensen. Wat alle vormen van stadslandbouw gemeen hebben, is dat ze op de een of andere manier verbinding zoeken met de stad: met de mensen die er wonen, met een gebouw of een terrein, of zelfs met reststoffen uit de stad die worden gebruikt in het productieproces van stadslandbouw.

Rotterzwam

De eetbare paddenstoel uit Rotterdam: een supervers, milieuvriendelijk streekproduct dat groeit op koffieafval en wordt gekweekt in een voormalig tropisch zwembad.

rotterzwam.nl

Stadsboerderij Almere

Een biologisch-dynamische stadsboerderij bij Almere met koeien, akkerbouw en groenteteelt waar bezoekers direct de producten van het land kunnen kopen.

stadsboerderijalmere.nl

Het Sieradenbos

De bewoners uit de Sieradenbuurt in Almere hebben een bos vol eetbare planten, bomen en struiken aangelegd voor hun wijk. Een zogenaamd voedselbos.

sieradenbos.nl

Al deze voorbeelden spelen in op het microniveau, terwijl er voor stadslandbouw ook op mesoniveau veel kansen liggen. De verbinding met de stad maakt stadslandbouw immers anders dan andere landbouw. Initiatieven die stad en land met elkaar verbinden, kunnen van grote betekenis zijn voor de transitie van het voedselsysteem. Deze transitie gaat over het verder ontwikkelen van de productie op microniveau en het verduurzamen van de productie op macroniveau, maar vooral over het vormgeven van systemen op mesoniveau. Van één mondiaal voedselsysteem en lokale initiatieven naar een geheel van stad- en landvoedselsystemen.

Vanuit een nieuw perspectief

De Rijksbouwmeester van Nederland, Floris Alkemade, stelt dat het achterhaald is om de stad en het platteland als twee afzonderlijke gebieden te behandelen. Steden zijn bovendien zo aan het uitdijen, dat de letterlijke grens tussen stad en land steeds vager wordt. “Vanuit de ruimte gezien, toont zich in de nacht een uitgestrekte lichtvlek waarin de Nederlandse Randstad zich naadloos lijkt te verbinden met de Vlaamse Ruit en het Ruhrgebied. Deze lichtvlek geeft aan waar de meest stedelijke gebieden gelegen zijn. Zo gezien kunnen we naar Nederland kijken als een grote stadstaat.”

Als we vanuit dit perspectief naar stadslandbouw kijken, blijft het niet bij opzichzelfstaande stadslandbouw-initiatieven. Vanuit dit perspectief kunnen we de ‘gewone’ landbouw, die zich tussen al die lichtpuntjes in bevindt, ook opeens als stadslandbouw zien. Wanneer de landbouw zijn aanbod beter gaat afstemmen op de vraag uit de stad, is de boer minder afhankelijk van de wereldmarkt en ontstaan er kansen voor nieuwe, stedelijke voedselsystemen. Het ontwerpen van voedselsystemen op dit niveau maakt het mogelijk de stad weer aan te sluiten op de landbouwkringloop. Dit is cruciaal voor een duurzame oplossing van het voedselvraagstuk. Dit doet denken aan de wederkerigheid tussen stad en platteland die we kennen van vroeger. Alleen zal deze wederkerigheid zich nu op een hele nieuwe schaal afspelen.

Het mesoniveau biedt nog een ander perspectief. Het ontwerpen van voedselsystemen op dit niveau maakt het mogelijk de stad aan te sluiten op de landbouwkringloop. Dit is cruciaal voor een duurzame oplossing van het voedselvraagstuk. Dit doet denken aan de wederkerigheid tussen stad en platteland die we zo kennen van vroeger, alleen speelt deze wederkerigheid zich nu af op een heel nieuwe schaal.

De Nederlandse metropool die vandaag de dag lijkt te ontstaan, is qua inwonertal vergelijkbaar met grote metropolen als Londen en Parijs. Het verschil zit uiteraard in de bevolkingsdichtheid. De lappendeken van stad- en landvoedselsystemen die we ons kunnen voorstellen bij de Nederlandse metropool, is vergeleken met de omgeving van Londen en Parijs juist weids en open. Die weidsheid van het Nederlandse land zorgt voor een enorme levenskwaliteit, zowel economisch als ruimtelijk. Als we in Nederland goed onder de knie krijgen hoe we stad en land op elkaar kunnen afstemmen, zou dat cruciale kennis kunnen zijn voor de groeiende metropolen elders ter wereld.

De gemeenschap als food planner

Ook de gemeenschap speelt een belangrijke rol in de nieuwe manier van denken over voedsel. Eerder onderzoek liet al zien dat grote stadslandbouwinitiatieven om te kunnen slagen niet alleen van bovenaf, maar voor een groot deel juist van onderop bedacht en uitgevoerd moeten worden. Het zijn de bewoners en burgers zelf die samen in de praktijk het voortouw kunnen nemen bij het zoeken van oplossingen voor de grote vraagstukken waar steden en regio’s wereldwijd mee worstelen. Het was ook de gemeenschap die de basis vormde voor de succesvolle strijd tegen het water. Die strijd heeft Nederland gemaakt tot wat het is. Tim Lang, professor Food Policy in Londen en een bekende duurzaamheidsdenker, benadrukt in zijn zoektocht naar de missing link in de gebiedsontwikkeling dat de gemeenschap als geheel de rol van food planner op zich zou moeten nemen:

“Food planners as anyone who is working in, or engaged with, the food system with the aim of rendering it more sustainable with respect to its social, economic and ecological effects. The ‘food planning community’, in other words, is a profoundly diverse and multidimensional community, composed as it is of every profession which has a food-related interest and composed as it is of every consumer, who is voting with his or her fork, three times a day.”

Oosterwold: een voorbeeld van de regio als food planner

Conclusie

De relatie tussen stad en platteland was in het begin wederkerig. Door een ingewikkeld samenspel van technologische ontwikkeling, beleid, gebiedsontwikkeling, lokale en mondiale processen en een verandering van onze dagelijkse relatie met eten, is die relatie zo goed als onafhankelijk en afstandelijk geworden. Het is noodzakelijk dat we onze huidige steden weer op een duurzame manier verbinden met het achterland. We hoeven niet terug naar hoe het vroeger was. Juist in deze verstedelijkte wereld kunnen we op een nieuwe manier kijken, vanuit een moderne realiteit, die past bij hoe wij nu willen en kunnen leven. Het zal een proces zijn dat decennialang zal duren. Ook in dit proces zal er een ingewikkeld samenspel van ontwikkelingen moeten plaatsvinden die onze houding ten opzichte van eten gaat veranderen.

Dit lijkt al begonnen: er ontstaan nieuwe perspectieven op de relatie tussen stad en platteland, men ziet de noodzaak van food planning, het belang van kringlopen wordt in de politiek en de samenleving gezien en uitgedragen. Eerste experimenten, zoals Oosterwold bij Almere, zijn zelfs al van start. Nederland kan een unieke stadstaat zijn en model staan voor dichtbevolkte metropole gebieden in de wereld. De potentie is groot, maar het is zaak dat we een meso-richting durven in te slaan. Meer onderzoek, experimenten en dappere ondernemers zijn nodig om het geheel van stedelijke voedselsystemen vorm te geven.